Stichting Aanpak Verlegenheid Enz. (SAVE)
Er wordt naar gestreefd deze website voortdurend actueel te maken.
Lettertype te groot? Ctrl. - (min), te klein? Ctrl +
Levensloop oprichter (persoonlijk profiel)
Samenvatting:
Mijn levensloop en de behoefte aan zingeving vormen de belangrijkste motivatie tot dit werk.
Mijn
vader was hoogleraar theologie. Ik (geb. 1943) was de 9e van 12
kinderen. De
groepsprocessen in het familieleven vond ik uitermate interessant. Veel
ontwikkeling aanschouwde ik. Ik was een denker en werd gepest, maar kon
dat beredeneren als een probleem van hen, uit onmacht
geboren. Ik
werd gestuurd naar de Montessori-lagere-school. Mijn ouders dachten dat
dat leuk was voor mijn
één jaar
oudere broer, die er al op zat. Ik deed heel weinig. Ik hield van het
grote
gezin. Individueel onderwijs was niets voor mij. Daar kwamen mijn
ouders 3
jaar later achter, na vele geschreven rapporten met louter klaagzangen.
Mijn leven
was getekend. Hoewel ik aanvankelijk enorm opleefde in de 4e klas van
een
gewone lagere school, kwam ik in de examenklas te zitten bij een
onderwijzer
waar ik een uitgesproken hekel aan had, wat de werklust enorm afremde.
Niet
naar de middelbare school, wel een fantastische Mulo met leraren die
oprechte
interesse hadden in de leerlingen en hun ontwikkeling als mens (toneel,
sport,
e.d.) Eerste klas: 5 negens, 3 achten, 4 zevens en een zes (en een 3
voor tekenen). 3 leerjaren
klassevertegenwoordiger, democratisch gekozen. De medeleerlingen
moesten lachen om mijn blijkbaar gevatte opmerkingen tussen het verhaal
van de leraren, nooit ten koste van hen. In een sfeer van echte
harmonie, respect en waardering kun je snel denken. * Ik heb nooit
gezien dat
er op die school ooit iemand werd gepest. Dat kwam voornamelijk door de
fantastische, liefdevolle uitstraling van onze lerares Engels, Mw. Van
Exel. Ik zat de volle Mulo-tijd in het schoolteam volleybal. Ik voelde
dit alles als
een overwinning op het verleden. Zodanig was
ik onder
de indruk van de leraren, dat ik zelf onderwijzer wilde worden, een
gevolg van
me afzetten tegen mijn ouders, bij wie ik logischerwijs niet meer
terecht kon
voor hulp bij een beroepskeus. Maar ik had voor vele essentiële
vakken geen belangstelling,
in feite alleen voor talen, natuurkunde en wiskunde. Geschiedenis
bestond louter uit
oorlogen en koningshuizen, dus geïnstitutionaliseerde, toegestane
vormen van uit de klauwen gelopen geldingsdrang, egoïsme, heerszucht en
moordzucht als psychische afwijkingen
(waar je verder niks over hoorde) resp.
landelijke en Europese organisatievormen van het openbare leven (hoe
is de
baas spelen
ingericht: monarchie hier en republiek daar). Alleen de Franse
revolutie had inhoud: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Maar daar
hoorde
je bitter
weinig over. De kweekschool, 1e leerkring, was een aanvulling tot HBS.
Goed
afgesloten. Ook hier was het klassevertegenwoordigerschap
mij toebedeeld. Het derde jaar, de eigenlijke beroepsopleiding, was gedoemd
te mislukken. Dat deed het ook. Alle creatieve vakken (muziek,
handenarbeid, tekenen) waren een ramp. Echter, een scriptie over
natuurkunde ontlokte de vrome leraar de totaal onterechte, valse verdachtmaking
van plagiaat via de laffe vermelding van een bijbeltekst met een vraagteken.
Ik kreeg een 9, maar waar haalde hij het recht vandaan mij te
wantrouwen?! Er zijn maar weinig mensen zo rechtschapen als ik. Deze ironie bewoog mij ertoe af te zien van protesteren. Jan
Waterink stichting voor beroepskeuze (1965): "vooral een goed
taalgevoel". Mee
eens. Advies: ambtenaar
worden en als opleiding naar de bestuursschool (gemeenterecht,
staatsrecht, privaatrecht
enz.) Niet mee eens!! Duffer kon niet. De bespreking van het rapport
duurde een kwart minuut,
waarna ik uit diepe verontwaardiging zelf opstapte. Mijn overwinning op
het
verleden dreigde definitief ongedaan gemaakt te worden.
Maar wat
anders? De avondstudie (toen nog geheten Gemeenteadministratie I; kan
het saaier?) kon alleen gevolgd worden door hen die al bij de
gemeente werkten. Ik deed weinig tot niets aan deze studie in de
avonduren, als gemeenteambtenaar bij het archief.
Wel intussen een jaar lang autorijles gegeven in de avonduren. Een bevrijding! Na 4
jaar
(1965-1969) bij
het archief toch maar redactioneel medewerker bij de gemeente Den
Haag, later
Rotterdam. 2 jaar later in 1973 was ik er totaal op
uitgekeken. Ik zat 6 jaar daarna nog in een cocon van lezen en
schrijven zonder noemenswaardige zinvolle contacten.
Ik werd in totaal tweemaal bevorderd voor het goed doen van werk
in een saaie sector in erg vervelende omstandigheden. Later werd ik
gepolst om mijn souschef op te volgen maar ik
bedankte voor de eer. De mens in mij was aan het dood gaan. Een
sloophuis, verkregen in 1971
via de gemeente, luidde mijn
depressie in, deze begon pas echt goed in 1979 en zou 9
jaar duren. Mijn
huwelijk, dat dateerde van 1971, was
na 11 jaar voorbij. In 1985 raakte ik in de W.A.O. In 1988 kwam ik
via Jongbloed en Joosten in
de Vereniging van Verlegen Mensen, die net een paar weken
daarvóór was opgericht en voortgekomen was uit de
Werkgroep Verlegenheid. Ik nam al gauw aan het bestuur deel en kwam in
de vereniging tot bloei. Ik had
daarvóór, vanaf 1980, al geprobeerd, mede
als een soort stage, veel op te steken van jarenlange
therapie, bv.
onder leiding van de hoofdredacteur van het wetenschappelijke
tijdschrift Directieve
Therapie, Kees van der Velden, wiens 4 boeken over directieve therapie
ik heb
gelezen, en Leen Joele, psychiater bij het dagbehandelingscentrum
"Bloemendaal" in Den Haag. Veel andere boeken gelezen over
psychologie, ik was nooit verlegen
geweest, door de psychische problemen werd ik verlegen en onzeker. Het ontwerpen en ontwikkelen van een succesvol gebleken zelfhulpmethode ** voor de basiscursus, het
schrijven en steeds empirisch verbeteren van een bijbehorende handleiding voor de 20 zelfhulpbijeenkomsten en het
begeleiden van groepen (na 5 lessen op afstand) waren uiteindelijk
vormen van zingeving, precies zoals ik altijd gewild had, nee, meer dan dat. Ik heb
bijvoorbeeld
iemand in de groep gehad die jarenlang bij allerlei instellingen
therapie had gevolgd
zonder
succes. Die persoon verwierf, na 8 jaar in de WAO
vast gezeten te hebben, reeds na 1 á 2 jaar actief zijn bij ons in allerlei kaderfuncties,
een goed betaalde, verantwoordelijke en duurzame baan.
Toch niet voor niets geleefd. Maar het is nog niet voorbij,
hopelijk nog lange niet.
Tot zover het maatschappelijk functioneren.
Een belangrijk aspect van mijn leven tot mijn 37e
was, dat ik een familiecultuur van harmonie nastreefde, dus een
goede verstandhouding met allen, o.a. via het uitbrengen van een
familieblad, via bezoek en via het hechten van grote waarde aan hun oordeel. Sindsdien
wordt mijn kijk op
familie niet meer onbewust beïnvloed door het verleden, slechts
door het
heden en de te verwachten toekomst; er is nu eenmaal niet met
iedereen een echte klik. Vrienden kunnen soms dichterbij
staan dan familie. Sommige familieleden zijn vrienden.
NOTEN
*
Ik
was
dus snel, maar thuis ging een groot deel van mijn snelheid zitten in
onuitgesproken vragen
over relaties tussen mensen en over zelfkennis, waardoor ik daar
langzaam leek. En ik was toch al een denker. Juist de
broer die mij het meest pestte met "slome donder" was degene met wie ik
vaak flitsend volleybalde op het strand of in het bos. Lange rally's bestonden uit keiharde
smashes en duiken over en weer,
waarbij ik minstens even snel was als hij. Ik zag mezelf dus niet
als slachtoffer. Pesten heeft alleen zin als het pijn doet. Dat deed
het niet of nauwelijks. Dan moet je het ook niet aan de orde stellen in
therapie, want dan erken je ten onrechte dat het wel een
probleem was. Dan had ik alsnog mijn eigen nederlaag geregisseerd.
Maar
het pesten was voor een perfectionist
als ik wel een blijvende reden tot treurnis over deze
onvolkomenheid in het gezin, dat geacht werd beschaving uit te stralen.
Thuis was ik een van de velen. Prestaties stonden er centraal. Op
school
was ik iemand. De mens stond er centraal. Dat niet iedere huisgenoot
mij nam zoals ik was, zag en zie ik als een zwakheid binnen het gezin
die slechts bevestigt dat niemand volmaakt is. Ik
vond daarom dat ik niet het recht had om me te
beklagen. De schaarsheid van echte vriendschap binnen de familie, ook
buiten mij, was slechts een reden tot "jammer". Dicht bij elkaar en
toch ver van elkaar weg.
Dat heb je al gauw met 12 kinderen en een vader die alle 9 zonen in
zekere zin wilden (meervoud) navolgen. Er waren ook goede elementen.
Zelfs de slechte kunnen uiteindelijk een heilzame invloed hebben. Het
ligt er maar aan hoe je er tegen aan kijkt
**
De inhoud van de cursus (de oefeningen zelf) is gebaseerd op het werk van prof. dr. H.T. van der Molen.
Basis zelfhulp: Elke cursist
vervult wisselende, op maat gemaakte rollen in de begeleiding van de
cursusavonden, gelijktijdig met 2 of 3 andere groepsleden, onder eindverantwoordelijkheid van de
regiocoördinator (groepsopstarter en supervisor).
Dick Schoneveld
+_+_+_+_+_+_+_+_+_